Dit blijkt uit gegevens van het Instituut voor de Nationale Rekeningen en de Nationale Bank die deze week gepubliceerd werden. De data over de economie in april, mei en juni bevestigen grotendeels eerdere ramingen: tijdens de eerste zes maanden van 2020 is de economische activiteit met bijna vijftien procent afgenomen.

In vergelijking met het vorige kwartaal behoorden de industrie en de bouwnijverheid tot de grootste dalers, met respectievelijk -12,9 en -13,4 procent. De dienstensector noteerde in het tweede kwartaal een daling van 11,5 procent ten opzichte van het eerste kwartaal.

Tijdelijke werkloosheid als vangnet ontslagen

Tegenover de economische krimp van 12,1 procent valt de daling van de werkgelegenheid mee: min 0,8 procent. Dit betekent concreet dat er in het tweede kwartaal 39.000 arbeidsplaatsen verloren gingen. De relatief kleine stijging van de werkloosheid kan verklaard worden door het systeem van tijdelijke werkloosheid. Zolang de werkloosheid tijdelijk is, wordt dat niet beschouwd als jobs die verloren zijn gegaan. Het is dus sterk te vraag wat er gebeurt als deze steunmaatregel afloopt.

Het rapport van de financiële instellingen draagt ook oorzaken van de economische neergang aan. De huishoudens consumeerden 12,7 procent minder, terwijl ook de overheidsinvesteringen (- 11,7 procent) en de bedrijfsinvesteringen (- 19,9 procent) een terugval kenden in het tweede kwartaal. Ook import en export vertonen een sterke krimp. Omdat de invoer (-13,9 %) sterker daalde dan de uitvoer (-13,3 %) ging de nationale handelsbalans er wel licht op vooruit.