Waar de industrie in 2003 nog goed was voor een aandeel van 29,5 procent van de Limburgse economie, was dat in 2023 nog maar 15,7 procent. Terwijl Limburg ruim twintig jaar geleden nog de meest geïndustrialiseerde regio van Vlaanderen was, staat de regio nu onderaan.

Dat blijkt uit onderzoek van VKW Limburg aan de hand van de regionale indicatoren van de Nationale Bank. Aanleiding is de herhaalde oproep om onze industrie opnieuw enige ademruimte te geven.
Hoofdconclusie uit het onderzoek:
- Aandeel maakindustrie in de Limburgse economie kreeg nieuwe forse klap in 2023
- Gewicht industriële sector in Limburg nagenoeg gehalveerd op twintig jaar tijd
- Limburg van meest naar minst industriële regio in Vlaanderen (op Vlaams-Brabant na)
- Regionaal marktaandeel Limburg in Belgische industrie sinds 2003 gedaald van 9,1 naar 6,4 procent
Bijna halvering
Terwijl in 2003 de industrie in Limburg nog goed was voor een aandeel van 29,5 procent van de totale Limburgse economie, is dat in twintig jaar tijd teruggezakt tot een aandeel van 15,7 procent. Dat is bijna een halvering. Daardoor is het Limburgse marktaandeel in de Belgische industrie sinds 2003 gedaald van 9,1 naar 6,4 procent, een terugval met dertig procent.
Een sterke industriële basis is onmisbaar voor elke economie. Dit moet op alle niveaus alarmbellen doen afgaan. Ook in de rest van Vlaanderen is eenzelfde beweging zichtbaar. Maar nergens is het gewicht van de industrie zodanig verschrompeld als in Limburg. Terwijl Limburg ruim twintig jaar geleden nog de meest geïndustrialiseerde regio van Vlaanderen was, is nu – op Vlaams-Brabant na – het belang van de industrie in de lokale economie nergens zo klein als in Limburg.
Totale economie
Erger, de verschrompeling van de Limburgse industrie trekt ook de hele Limburgse economie – relatief gezien – mee naar beneden. In 2003 was de Limburgse economie nog goed voor 6,48 procent van de hele Belgische economie. Twintig jaar later is dat teruggevallen tot 6,16 procent. ‘Dat lijkt een klein verschil, maar is zeer betekenisvol als je ziet dat de andere Vlaamse provincies hun aandeel in die twintig jaar wél hebben zien groeien. Vlaams-Brabant zag zijn gewicht zelfs met vijftien procent toenemen in diezelfde periode.’
Opvallend is voorts dat de industrie in heel Vlaanderen vooral de jongste jaren opnieuw een flinke tik heeft gekregen. En opnieuw is de terugval het hevigst in Limburg. ‘Zeker zijn we niet, maar volgens ons heeft dat wellicht te maken met de energiecrisis in 2022. De maakindustrie is met name een erg energie-intensieve sector.’
Limburg maakte een sterke inhaalbeweging in andere sectoren, zoals toerisme, logistiek en diensten. De bouwsector, traditioneel één van de sterkhouders van de Limburgse economie, tekende een groei in absolute termen van 136 procent op.
Maar voor de industrie zijn de cijfers ronduit ontgoochelend. In absolute termen groeide de bruto toegevoegde waarde van de Limburgse industrie met amper acht procent: van 4,815 miljard euro in 2003 tot 5,201 miljard in 2023. Ook dat duidt op een forse achteruitgang van het gewicht van de industrie. ‘Hoe goed Limburg het ook deed in toerisme, logistiek en diensten, het was niet voldoende om de terugval van de industrie te compenseren.’
Kritieke toestand
‘De industrie in onze regio is niet langer een zorgenkind, het is een patiënt in kritieke toestand’, vat Ruben Lemmens de analyse samen. ‘De cijfers zijn hard, maar zijn wat ze zijn. Logistiek mag dan zeer sterk zijn gegroeid, er moeten nog altijd producten gemaakt worden. Een sterke industriële basis is onmisbaar voor elke economie. Dit moet op alle niveaus alarmbellen doen afgaan. Willen we onze welvaart behouden, dan zijn een doortastend beleid en gerichte inspanningen nodig op elk niveau: federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal. We moeten niet enkel naar boven (Europa) kijken.’
Vereende krachten
Limburg heeft in het verleden al verschillende slagen moeten incasseren en uit het dal moeten kruipen, denk maar aan de sluitingen van de mijnen, Philips en Ford. “En telkens is het ons gelukt, met vereende krachten’, benadrukt Lemmens. ‘We zullen opnieuw met z’n allen – beleidsmakers op alle niveaus, werkgevers en werknemers, en economische actoren zoals de POM, LRM en de (hogere) onderwijsinstellingen – aan dat zeel moeten trekken.’